Wachtend zit ik hier, te wachten tot jij zou verschijnen.
Maar niets gebeurd in men gedachten laat ik je dan maar verdwijnen.
Plots sta je daar, vlak voor mijn neus.
Vol ongeloof kijk ik je aan, maar toch ben ik curieus.
Hoe dat het kon dat ik je na al die tijd kon terugzien.
Toen je verdween uit mijn leven wat ik nog geen tien.
Alle herinneringen zie ik ineens voor mij, hoe je lachte als je me zag.
Nooit had je eens een slechte dag.
Ineens werd ik wakker en ik dacht het was maar een droom.
Maar toen ik naar buiten keek zat je daar te fluiten in die mooie boom.